Dit op een na grootste meer van Italië ligt deels in Zwitserland. De rivier Ticino is de bekendste rivier van de vele die het meer met (smelt)water uit de Alpen vullen en zorgt er ook voor dat het water het meer verlaat om vervolgens in de Po uit te monden.
Het Lago Maggiore, ook wel Lago Verbania genoemd, is een fjordachtig meer ontstaan door toedoen van een gletsjer. Het is behoorlijk groot namelijk 66km lang en heeft een oppervlakte van 212km2.
Het ligt aan de zuidkant van de Alpen, wordt in het westen geflankeerd door de regio Piemonte en in het oosten door Lombardije. Het gebied kent milde winters en prettige temperaturen in de zomer.
Naast de Zwitserse steden als Locarno, zijn het Italiaanse Luino, Sesto Calende, Verbania en Arona de moeite waard.
In het meer liggen diverse eilandjes, de Borromeïsche eilanden, waarvan Isola Bella wel de toeristentrekker is. Vanaf Stresa kun je de eilandjes goed zien liggen en vandaar uit gaan ook regelmatig in het seizoen bootjes.
Al vroeg kwam hier het toerisme op gang. In de 19e eeuw zorgden de vele Engelsen al voor de bouw van hun zomerresidenties en legden tuinen aan. Daar zijn nog de sporen van zichtbaar.
Onze reis
Als je van de noordkant naar de zuidkant wilt rijden doe je er verstandig aan de reistijd ruim te nemen, want het kan soms aardig kronkelen en de wegen zijn niet overal ruim te noemen. Wij reden vanaf Zwitserland zo veel mogelijk langs het meer aan de oostelijke kant naar ons gereserveerde appartement. Het was een prachtige rit. Parkeerruimte langs de route vinden voor een pauzeer (lees: geniet van het uitzicht-)plekje lag niet voor het oprapen.
Wij logeerden in het dorp Ranco aan de zuidoostelijke oever van het grote meer. Vanuit de slaapkamer konden we een glimp opvangen van de waterspiegel, want het dorp ligt een beetje tegen een berg aan en kent dus hoogteverschillen. Ranco is een dorpje met ongeveer 1.000 inwoners en is betrekkelijk rustig. Voor meer vertier gingen we naar Angera waar het kasteel Rocca di Angera de blikvanger is. Aan de wandelpromenade hebben we de eerste pizza van onze reis genuttigd al genietend van het zicht op Arona. Het meer is hier redelijk smal.
Ondertussen waren we nieuwsgierig geworden naar Arona. Na een half uurtje autorijden parkeerden we de auto op een van de rijkelijk aanwezige gratis parkeerplaatsen. We hebben er heerlijk gewandeld en het leren kennen als een schattig plaatsje. Een oude kern met een winkelstraat die overkapt is met kleurige paraplu’s en een aantrekkelijke waterkant waarvan je, hoe verrassend, Angera met de Rocca kan bewonderen.
Stresa en Pallanza vonden we geweldig. Levendige, gezellige oorden met schitterende gebouwen en vergezichten. Hier kun je echt zien dat de happy few hier vroeger hun uitstapjes naartoe maakten.
Aan de oostkant bezochten we Luino. Dit stadje ligt pal aan de oevers van het meer en er was toevallig markt die dag. Markten zijn er genoeg. Elke dag kun je, in meerdere plaatsen, markten bezoeken. Veelal zijn de wagens van de marktkooplieden voorzien van gigantische uitklapbare partytentachtige schermen, zodat je geen zonnesteek oploopt tijdens het shoppen. Luino beschikt over een aantrekkelijk wandelpromenade en de ijsjes smaken er prima, net als in de andere plaatsjes hoor.
Varese ligt enkele kilometers ten oosten van het meer. De stad was kleiner dan we van te voren dachten. Bij het toeristenkantoor in het centrum hebben we ons laten voorlichten. Met de plattegrond in ons hand zijn we een mooie wandeling gaan maken langs winkelstraten, pleinen en villa’s. Onderweg hebben een lekkere lunch verorberd. Normaliter slaan we als we reizen de lunch over, nemen we een stevig ontbijt en eten we laat in de middag onze hoofdmaaltijd, maar daar kom je hier niet mee weg. De restaurants gaan hier echter pas tegen half acht weer open. We hebben ons aangepast en lunchten nu rond een uur of twee als hoofdmaaltijd van de dag, na een summier ontbijt. In de avond aten we een salade en/of brood in het appartement. Liefhebbers van fastfoodbedrijven komen in deze regio niet zo goed aan hun trekken; een Italiaan houdt van uitgebreid en met aandacht tafelen.
Een plaatsje iets ten noorden van Ranco heet Ispra. Het stelt verder niet zo heel veel voor, ware het niet dat op het terrein van voormalig onderzoekscentrum Euratom het grootste Joint Research Center van de Europese Commissie is gevestigd.
Verder hebben we rondjes gemaakt rond de meren Lago Mergozzo en Lago d’Orta. Deze zijn een stuk kleiner, maar rustiger en niet minder schilderachtig.
We hebben genoten en een goede indruk gekregen van deze omgeving. Uiteraard hadden we tijd te kort, want onder meer de rit met de kabelbaan vanaf Stresa naar de top van de Mottarone (1.491 meter) hadden we graag nog eens gemaakt. Wellicht dat we dat op een van onze toekomstige reizen eens kunnen combineren met andere delen van Italië, want bijvoorbeeld Rome, Venetië, Florence, de andere grote meren, Milaan en Toscane staan zeker genoteerd op onze todo-lijst!